Responsive image

Bijlage IIIbis AANPASSING VAN DE LINEAIRE VERMINDERINGSFACTOR...

Download de app voor meer functionaliteit.

Bijlage IIIbis AANPASSING VAN DE LINEAIRE VERMINDERINGSFACTOR...

AANPASSING VAN DE LINEAIRE VERMINDERINGSFACTOR OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 30QUATER, LID 2

1. Indien de in hoofdstuk IVbis gerapporteerde gemiddelde emissies voor de jaren 2024 tot en met 2026 meer dan 2 % hoger zijn dan de waarde van de overeenkomstig artikel 30quater, lid 1, gedefinieerde hoeveelheid voor 2025, en indien die verschillen niet het gevolg zijn van het verschil van minder dan 5 % tussen de in hoofdstuk IVbis gerapporteerde emissies en de inventarisgegevens betreffende de broeikasgasemissies in de Unie in 2025 afkomstig van UNFCCC-broncategorieën voor de onder hoofdstuk IVbis vallende sectoren, wordt de lineaire verminderingsfactor berekend door de in artikel 30quater, lid 1, bedoelde lineaire verminderingsfactor aan te passen.

2. De aangepaste lineaire verminderingsfactor overeenkomstig punt 1 wordt als volgt bepaald:

BIJLAGE IV

BEGINSELEN VOOR DE BEWAKING EN RAPPORTAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 14, LID 1

DEEL A — Bewaking van en rapportage over emissies door vaste installaties

Bewaking van kooldioxide-emissies

De emissies moeten door middel van berekeningen of metingen worden bewaakt.

Berekeningen

De emissies worden met behulp van de volgende formule berekend:

Activiteitsgegevens × emissiefactor × oxidatiefactor

Activiteitsgegevens (gebruikte brandstof, productieomvang enz.) worden bewaakt op basis van toevoergegevens of metingen.

Er worden geaccepteerde emissiefactoren gebruikt. Voor de activiteit specifieke emissiefactoren zijn voor alle brandstoffen aanvaardbaar. Default-factoren zijn aanvaardbaar voor alle brandstoffen, behalve niet-commerciële (afvalbrandstoffen zoals banden en industriële procesgassen). Laagspecifieke defaults voor steenkool, en voor de EU of het producentland specifieke defaults voor aardgas worden verder uitgewerkt. IPCC-defaults zijn voor raffinaderijproducten aanvaardbaar. De emissiefactor voor biomassa die voldoet aan de duurzaamheidscriteria en de criteria inzake broeikasgasemissiereductie voor het gebruik van biomassa zoals vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2018/2001, met alle nodige aanpassingen voor toepassing uit hoofde van deze richtlijn, zoals uiteengezet in de in artikel 14 van deze richtlijn bedoelde uitvoeringshandelingen, is nul.

Als de emissiefactor geen rekening houdt met het feit dat een deel van de koolstof niet wordt geoxideerd, wordt een oxidatiefactor gebruikt. Als voor de activiteit specifieke emissiefactoren zijn berekend die al rekening houden met oxidatie, behoeft geen oxidatiefactor te worden toegepast.

Er worden default-oxidatiefactoren op grond van Richtlijn 2010/75/EU gebruikt, tenzij de exploitant kan aantonen dat voor de activiteit specifieke factoren nauwkeuriger zijn.

Voor elke activiteit, elke installatie en elke brandstof wordt een afzonderlijke berekening gemaakt.

Metingen

Bij de meting van de emissies wordt gebruik gemaakt van genormaliseerde of aanvaarde methoden en het resultaat moet worden bevestigd door een ondersteunende emissieberekening.

Bewaking van de emissies van andere broeikasgassen

Er worden genormaliseerde of aanvaarde methoden gebruikt die door de Commissie in samenwerking met alle belanghebbenden worden ontwikkeld en op grond van artikel 14, lid 1, worden goedgekeurd.

Emissierapportage

Elke exploitant neemt in zijn verslag over een installatie de onderstaande informatie op.

A. Gegevens ter identificatie van de installatie, waaronder:

— naam van de installatie;

— adres van de installatie, met postcode en land;

— soort en aantal van de activiteiten als bedoeld in bijlage I, die in de installatie worden verricht;

— adres, telefoon-, fax- en e-mailgegevens van een contactpersoon, en

— naam van de eigenaar van de installatie en van een eventuele moedermaatschappij.

B. Voor elke in bijlage I genoemde activiteit die wordt verricht op het terrein waarvoor de emissies worden berekend:

— activiteitsgegevens;

— emissiefactoren;

— oxidatiefactoren;

— totale emissies; en

— onzekerheid.

C. Voor elke in bijlage I genoemde activiteit die wordt verricht op het terrein waarvoor de emissies worden gemeten:

— totale emissies;

— informatie over de betrouwbaarheid van de meetmethoden, en

— onzekerheid.

D. Voor de emissies als gevolg van verbranding ten behoeve van energieproductie wordt in het verslag ook de oxidatiefactor vermeld, tenzij bij de uitwerking van een voor de activiteit specifieke emissiefactor al met de oxidatie rekening is gehouden.

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om de rapportagevoorschriften te coördineren met eventuele reeds bestaande rapportagevoorschriften, teneinde het bedrijfsleven in dit opzicht zo veel mogelijk werk te besparen.

DEEL B — Bewaking van en rapportage over emissies door luchtvaartactiviteiten

Bewaking van kooldioxide-emissies

De emissies moeten door middel van berekeningen worden bewaakt. De emissies worden met behulp van de volgende formule berekend:

Brandstofverbruik × emissiefactor

Het brandstofverbruik omvat tevens de brandstof die wordt verbruikt door het hulpaggregaat. Waar mogelijk wordt het daadwerkelijke brandstofverbruik voor elke vlucht gebruikt, dat met behulp van de volgende formule wordt berekend:

Hoeveelheid brandstof in de brandstoftanks van het luchtvaartuig na het tanken voor de vlucht - hoeveelheid brandstof in de brandstoftanks van het luchtvaartuig na het tanken voor de volgende vlucht + hoeveelheid getankte brandstof voor die volgende vlucht.

Als er geen gegevens beschikbaar zijn over het daadwerkelijke brandstofverbruik, wordt een gedifferentieerde standaardmethode gebruikt om op basis van de beste beschikbare informatie de gegevens over het brandstofverbruik te schatten.

Tenzij activiteitspecifieke emissiefactoren die door onafhankelijke, erkende laboratoria met behulp van aanvaarde analysemethoden zijn afgeleid, nauwkeuriger zijn, worden de standaardemissiefactoren van het IPCC gebruikt, die worden ontleend aan de IPCC-richtsnoeren voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 2006 of latere herzieningen van deze richtsnoeren. De emissiefactor voor biomassa is nul. De emissiefactor voor biomassa die voldoet aan de duurzaamheidscriteria en de criteria inzake broeikasgasemissiereductie voor het gebruik van biomassa zoals vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2018/2001, met alle nodige aanpassingen voor toepassing uit hoofde van deze richtlijn, zoals uiteengezet in de in artikel 14 van deze richtlijn bedoelde uitvoeringshandelingen, is nul. De emissiefactor voor vliegtuigkerosine (JET A1 of JET A) is 3,16 (t CO2/t brandstof).

Emissies van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong waarbij waterstof uit hernieuwbare bronnen wordt gebruikt en die aan artikel 25 van Richtlijn (EU) 2018/2001 voldoen, worden voor de vliegtuigexploitanten die ze gebruiken, gelijkgesteld aan nul totdat de in artikel 14, lid 1, van deze richtlijn bedoelde uitvoeringshandeling is vastgesteld.

Voor iedere vlucht en voor iedere brandstof wordt een aparte berekening gemaakt.

Rapportage over emissies

Elke vliegtuigexploitant dient de volgende informatie op te nemen in zijn verslag uit hoofde van artikel 14, lid 3:

A. Gegevens voor het identificeren van de vliegtuigexploitant, waaronder:

— naam van de vliegtuigexploitant;

— zijn administrerende lidstaat;

— zijn adres, inclusief postcode en land, en, indien afwijkend, zijn contactadres in de administrerende lidstaat;

— de registratienummers van de luchtvaartuigen en de typen luchtvaartuigen die in de periode waarop het verslag betrekking heeft, zijn gebruikt voor de uitoefening van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de exploitant is;

— het nummer en de afgevende instantie van het bewijs luchtvaartexploitant en de exploitatievergunning waaronder de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de exploitant is, zijn uitgeoefend;

— adres, telefoonnummer, fax en e-mailadres van een contactpersoon, en

— naam van de eigenaar van het luchtvaartuig.

B. Voor ieder type brandstof waarvoor de emissies worden berekend:

— brandstofverbruik;

— emissiefactor;

— het totaal van de cumulatieve emissies van alle vluchten die zijn uitgevoerd gedurende de periode waarop het verslag betrekking heeft, en die vallen onder de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de exploitant is;

— de cumulatieve emissies van:

— alle vluchten die zijn uitgevoerd gedurende de periode waarop het verslag betrekking heeft, en die vallen onder de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de exploitant is, en die zijn vertrokken van een luchtvaartterrein op het grondgebied van een lidstaat en zijn aangekomen op een luchtvaartterrein op het grondgebied van dezelfde lidstaat;

— alle andere vluchten die zijn uitgevoerd gedurende de periode waarop het verslag betrekking heeft, en die vallen onder de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de exploitant is;

— de cumulatieve emissies van alle vluchten die zijn uitgevoerd gedurende de periode waarop het verslag betrekking heeft, en die vallen onder de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de exploitant is, en die:

— zijn vertrokken vanuit elke lidstaat, en

— zijn aangekomen in elke lidstaat vanuit een derde land;

— onzekerheid.

Bewaking van de tonkilometergegevens voor de toepassing van artikel 3sexies en artikel 3septies

Voor het aanvragen van een toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 3sexies, lid 1, of artikel 3septies, lid 2, wordt de omvang van de luchtvaartactiviteit in tonkilometers berekend met de volgende formule:

tonkilometers = afstand × vracht

waarbij:

„afstand”: de orthodromische afstand tussen het luchtvaartterrein van vertrek en het luchtvaartterrein van aankomst, plus een extra vaste component van 95 km, en

„vracht”: de totale massa aan vracht, post en passagiers die wordt vervoerd.

Voor het berekenen van de vracht:

— is het aantal passagiers het aantal personen aan boord exclusief bemanningsleden;

— mag een vliegtuigexploitant in zijn documentatie over massa en zwaartepunt voor de desbetreffende vluchten naar keuze de werkelijke of de standaardmassa’s voor passagiers en geregistreerde bagage gebruiken, of een standaardwaarde van 100 kg voor iedere passagier, en diens geregistreerde bagage.

Rapportage over de tonkilometergegevens voor de toepassing van artikel 3sexies en artikel 3septies

Elke vliegtuigexploitant neemt de volgende informatie op in zijn aanvraag uit hoofde van artikel 3sexies, lid 1, of artikel 3septies, lid 2:

A. Gegevens voor het identificeren van de vliegtuigexploitant, waaronder:

— naam van de vliegtuigexploitant;

— zijn administrerende lidstaat;

— zijn adres, inclusief postcode en land, en, indien afwijkend, zijn contactadres in de administrerende lidstaat;

— de registratienummers van de luchtvaartuigen en de typen luchtvaartuigen die in de periode waarop het verslag betrekking heeft, zijn gebruikt voor de uitoefening van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de exploitant is;

— het nummer en de afgevende instantie van het bewijs luchtvaartexploitant en de exploitatievergunning waaronder de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de exploitant is, zijn uitgeoefend;

— adres, telefoonnummer, fax en e-mailadres van een contactpersoon, en

— naam van de eigenaar van het luchtvaartuig.

B. Tonkilometergegevens:

— aantal vluchten per luchtvaartterreincombinatie;

— aantal passagierskilometers per luchtvaartterreincombinatie;

— aantal tonkilometers per luchtvaartterreincombinatie;

— gekozen methode voor de berekening van de massa van passagiers en geregistreerde bagage;

— totaal aantal tonkilometers voor alle vluchten die zijn uitgevoerd gedurende de periode waarop het verslag betrekking heeft, en die vallen onder de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten waarvoor hij de vliegtuigexploitant is.

DEEL C

Bewaking en rapportage van emissies die overeenstemmen met de in bijlage III bedoelde activiteit

Bewaking van emissies

De emissies moeten door middel van berekeningen worden gemonitord.

Berekening

Emissies worden met de volgende formule berekend:

Tot verbruik uitgeslagen brandstof × emissiefactor

Tot verbruik uitgeslagen brandstof omvat de hoeveelheid brandstof die door de gereglementeerde entiteit tot verbruik is uitgeslagen.

Tenzij brandstofspecifieke emissiefactoren die door onafhankelijke, erkende laboratoria met behulp van aanvaarde analysemethoden zijn afgeleid, nauwkeuriger zijn, worden de standaardemissiefactoren van het IPCC gebruikt, die worden ontleend aan de IPCC-richtsnoeren voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 2006 of latere herzieningen van die richtsnoeren.

Voor iedere gereglementeerde entiteit en voor iedere brandstof wordt een aparte berekening gemaakt.

Rapportage van emissies

Iedere gereglementeerde entiteit neemt in haar verslag de volgende informatie op:

A. Gegevens ter identificatie van de gereglementeerde entiteit, met inbegrip van:

— de naam van de gereglementeerde entiteit;

— het adres van de entiteit, met postcode en land;

— de soorten tot verbruik uitgeslagen brandstoffen en de activiteiten waarmee zij de brandstoffen uitslaat tot verbruik, met inbegrip van de gebruikte technologie;

— het adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van een contactpersoon; en

— de naam van de eigenaar van de gereglementeerde entiteit en van een eventuele moedermaatschappij.

B. Voor elk type brandstof dat tot verbruik wordt uitgeslagen en gebruikt voor verbranding in de sectoren bedoeld in bijlage III, waarvoor de emissies worden berekend:

— de hoeveelheid tot verbruik uitgeslagen brandstof;

— de emissiefactoren;

— de totale emissies;

— het eindgebruik van de tot verbruik uitgeslagen brandstof; en

— de onzekerheid.

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om de rapportagevoorschriften te coördineren met eventuele reeds bestaande rapportagevoorschriften, teneinde het bedrijfsleven in dit opzicht zo veel mogelijk werk te besparen.

BIJLAGE V

CRITERIA VOOR DE VERIFICATIE, BEDOELD IN ARTIKEL 15

DEEL A — Verificatie van emissies door vaste installaties

Algemene beginselen

1. De emissies van elke in bijlage I genoemde activiteit moeten aan een verificatie worden onderworpen.

2. Bij het verificatieproces moeten het verslag uit hoofde van artikel 14, lid 3, en de bewaking tijdens het voorafgaande jaar worden bezien. Hierbij wordt gekeken naar de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de bewakingssystemen en de gerapporteerde gegevens, en naar informatie inzake de emissies, in het bijzonder:

a) de gerapporteerde activiteitsgegevens en daarmee verband houdende metingen en berekeningen;

b) de keuze en het gebruik van emissiefactoren;

c) de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies, en

d) indien er metingen zijn gebruikt, de juistheid van de keuze en de wijze van toepassing van de meetmethoden.

3. De emissies waarover verslag is uitgebracht kunnen alleen worden gevalideerd als betrouwbare, geloofwaardige gegevens en informatie het mogelijk maken de emissies te bepalen met een hoge mate van zekerheid. Voor een hoge mate van zekerheid moet de exploitant aantonen dat:

a) de gerapporteerde gegevens vrij zijn van inconsistenties;

b) de gegevens zijn verzameld overeenkomstig de toepasselijke wetenschappelijke normen, en

c) de desbetreffende documenten van de installatie volledig en consistent zijn.

4. De verificateur krijgt toegang tot alle bedrijfsterreinen en tot alle informatie in verband met het onderwerp van de verificatie.

5. De verificateur houdt rekening met de vraag of de installatie geregistreerd is in het kader van EMAS (het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem).

Methode

Strategische analyse

6. De verificatie moet worden gebaseerd op een strategische analyse van alle in de installatie verrichte activiteiten. Hiertoe heeft de verificateur een overzicht nodig van alle activiteiten en hun betekenis voor het emissieniveau van de installatie.

Procesanalyse

7. De verificatie van de overgelegde informatie vindt zo nodig plaats op het terrein van de installatie. De verificateur neemt steekproeven om de betrouwbaarheid van de gerapporteerde gegevens en informatie vast te stellen.

Risicoanalyse

8. De verificateur moet alle bronnen van emissies in de installatie evalueren met het oog op de betrouwbaarheid van de gegevens van elke bron die tot de totale emissies van de installatie bijdraagt.

9. Aan de hand van deze analyse identificeert de verificateur uitdrukkelijk de bronnen met een groot foutenpotentieel en andere aspecten van de bewakings- en rapportageprocedure die waarschijnlijk zullen bijdragen tot fouten bij de bepaling van de totale emissies. Het betreft hier met name de keuze van de emissiefactoren en de berekeningen die nodig zijn om de emissies van afzonderlijke emissiebronnen vast te stellen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan bronnen met een groot foutenpotentieel en aan de desbetreffende aspecten van de bewakingsprocedure.

10. De verificateur houdt rekening met alle risicobeheersingsmethoden die de exploitant toepast om de mate van onzekerheid zo klein mogelijk te houden.

Verslag

11. De verificateur stelt een verslag op over het valideringsproces, waarin wordt vermeld of het verslag bedoeld in artikel 14, lid 3, bevredigend is. In dit verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. Er kan worden verklaard dat het verslag bedoeld in artikel 14, lid 3, bevredigend is, als, naar de mening van de verificateur, de totale emissies niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven.

Aan de bevoegdheid van de verificateur te stellen minimumeisen

12. De verificateur is onafhankelijk van de exploitant, voert zijn werk serieus uit op een objectieve, professionele wijze en is vertrouwd met:

a) de bepalingen van deze richtlijn, alsmede de door de Commissie conform artikel 14, lid 1, goedgekeurde normen en richtsnoeren;

b) de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op te verifiëren activiteiten, en

c) de totstandkoming van alle informatie over elke emissiebron in de installatie, met name wat de verzameling, meting, berekening en rapportage van gegevens betreft.

DEEL B — Verificatie van emissies door luchtvaartactiviteiten

13. De algemene beginselen en de methode die in deze bijlage worden beschreven, zijn van toepassing op de verificatie van emissieverslagen over vluchten die vallen onder een in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteit.

Te dien einde:

a) dient in punt 3, de verwijzing naar „exploitant” te worden gelezen alsof het een verwijzing betrof naar een vliegtuigexploitant en dient in punt c) daarvan, de verwijzing naar „installatie” te worden gelezen alsof het een verwijzing betrof naar het voor de uitoefening van de luchtvaartactiviteiten waarop het verslag betrekking heeft, gebruikte luchtvaartuig;

b) dient in punt 5 de verwijzing naar „installatie” te worden gelezen alsof het een verwijzing betrof naar de vliegtuigexploitant;

c) dient in punt 6 de verwijzing naar „in de installatie verrichte activiteiten” te worden gelezen alsof het een verwijzing betrof naar door de vliegtuigexploitant verrichte luchtvaartactiviteiten waarop het verslag betrekking heeft;

d) dient in punt 7 de verwijzing naar „het terrein van de installatie” te worden gelezen alsof het een verwijzing betrof naar de locaties die de vliegtuigexploitant heeft gebruikt voor de uitoefening van de luchtvaartactiviteiten waarop het verslag betrekking heeft;

e) dient in de punten 8 en 9 de verwijzing naar „bronnen van emissies in de installatie” te worden gelezen alsof het een verwijzing betrof naar het luchtvaartuig waarvoor de vliegtuigexploitant verantwoordelijk is, en

f) dient in de punten 10 en 12 de verwijzing naar „exploitant” te worden gelezen alsof het een verwijzing betrof naar een vliegtuigexploitant.

Aanvullende bepalingen voor de verificatie van luchtvaartemissieverslagen

14. De verificateur moet zich er in het bijzonder van vergewissen dat:

a) alle onder de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten vallende vluchten in aanmerking zijn genomen. De verificateur zal in deze taak worden ondersteund door middel van gegevens over dienstregelingen en andere gegevens over het verkeer van de vliegtuigexploitant, waaronder door hem opgevraagde gegevens van Eurocontrol;

b) de cumulatieve gegevens over het brandstofverbruik en de gegevens over de voor het luchtvaartuig dat de luchtvaartactiviteit verricht, aangekochte of anderszins verschafte brandstof, consistent zijn.

Aanvullende bepalingen voor de verificatie van voor de toepassing van artikel 3sexies en artikel 3septies overgelegde tonkilometergegevens

15. De in deze bijlage beschreven algemene beginselen en methode voor de verificatie van verslagen uit hoofde van artikel 14, lid 3, vinden, indien van toepassing, overeenkomstige toepassing voor de verificatie van luchtvaart-tonkilometergegevens.

16. De verificateur dient zich er in het bijzonder van te vergewissen dat alleen daadwerkelijk uitgevoerde en onder een in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteit vallende vluchten waarvoor de vliegtuigexploitant verantwoordelijk is, in aanmerking zijn genomen in de aanvraag van die exploitant uit hoofde van artikel 3sexies, lid 1, en artikel 3septies, lid 2. De verificateur zal in deze taak worden ondersteund door middel van gegevens over het verkeer van de exploitant, waaronder door de exploitant opgevraagde gegevens van Eurocontrol. Bovendien dient de verificateur na te gaan of de door de vliegtuigexploitant gerapporteerde vracht overeenkomt met de door hem voor veiligheidsdoeleinden bijgehouden documenten over de vracht.

Deel C

Verificatie van de emissies die overeenstemmen met de in bijlage III bedoelde activiteit

Algemene beginselen

1. Emissies die overeenkomen met de in bijlage III bedoelde activiteit worden aan verificatie onderworpen.

2. Bij het verificatieproces moeten het verslag uit hoofde van artikel 14, lid 3, en de bewaking tijdens het voorafgaande jaar worden bezien. Hierbij wordt gekeken naar de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de bewakingssystemen en de gerapporteerde gegevens, en naar informatie inzake de emissies, en in het bijzonder:

a) de gerapporteerde tot verbruik uitgeslagen brandstoffen en de daarmee samenhangende berekeningen;

b) de keuze en het gebruik van emissiefactoren;

c) de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies.

3. De emissies waarover verslag is uitgebracht kunnen alleen worden gevalideerd als betrouwbare, geloofwaardige gegevens en informatie het mogelijk maken de emissies met een hoge mate van zekerheid te bepalen. Voor een hoge mate van zekerheid moet de gereglementeerde entiteit aantonen dat:

a) de gerapporteerde gegevens vrij zijn van inconsistenties;

b) de gegevens zijn verzameld overeenkomstig de toepasselijke wetenschappelijke normen; en

c) de desbetreffende documenten van de gereglementeerde entiteit volledig en consistent zijn.

4. De verificateur krijgt toegang tot alle bedrijfsterreinen en tot alle informatie in verband met het onderwerp van de verificatie.

5. De verificateur houdt rekening met de vraag of de gereglementeerde entiteit geregistreerd is in het kader van het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Unie (EMAS).

Methodologie

Strategische analyse

6. De verificatie is gebaseerd op een strategische analyse van alle hoeveelheden brandstoffen die door de gereguleerde entiteit tot verbruik zijn uitgeslagen. Dit vereist dat de verificateur een overzicht heeft van alle activiteiten waarmee de gereglementeerde entiteit de brandstoffen uitslaat tot verbruik en van het belang van deze brandstoffen voor emissies.

Procesanalyse

7. De verificatie van de gegevens en overgelegde informatie vindt zo nodig bij de gereglementeerde entiteit plaats. De verificateur neemt steekproeven om de betrouwbaarheid van de gerapporteerde gegevens en informatie vast te stellen.

Risicoanalyse

8. De verificateur moet alle middelen waarmee de brandstoffen door de gereglementeerde entiteit tot verbruik worden uitgeslagen, evalueren met het oog op de betrouwbaarheid van de gegevens over de totale emissies van de gereglementeerde entiteit.

9. Aan de hand van deze analyse identificeert de verificateur uitdrukkelijk alle elementen met een groot foutenpotentieel en andere aspecten van de bewakings- en rapportageprocedure die waarschijnlijk zullen bijdragen tot fouten bij de bepaling van de totale emissies. Het betreft hier met name de berekeningen die nodig zijn om de emissies van afzonderlijke emissiebronnen vast te stellen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan elementen met een groot foutenpotentieel en aan de desbetreffende aspecten van de bewakingsprocedure.

10. De verificateur houdt rekening met alle risicobeheersingsmethoden die de gereglementeerde entiteit toepast om de mate van onzekerheid zo klein mogelijk te houden.

Verslag

11. De verificateur stelt een verslag op over het valideringsproces, waarin wordt vermeld of het verslag op grond van artikel 14, lid 3, bevredigend is. In dit verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. Er kan worden verklaard dat het verslag op grond van artikel 14, lid 3, bevredigend is, als, naar de mening van de verificateur, de totale emissies niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven.

Aan de bevoegdheid van de verificateur te stellen minimumeisen

12. De verificateur is onafhankelijk van de gereglementeerde entiteit, voert zijn of haar werk serieus uit op een objectieve, professionele wijze en is vertrouwd met:

a) de bepalingen van deze richtlijn, alsmede de door de Commissie op grond van artikel 14, lid 1, goedgekeurde normen en richtsnoeren;

b) de wet- en regelgevende en administratieve vereisten die van toepassing zijn op de geverifieerde activiteiten; en

c) de totstandkoming van alle informatie over alle middelen waarmee de brandstoffen door de gereglementeerde entiteit tot verbruik worden uitgeslagen, met name wat betreft de verzameling, meting, berekening en rapportage van gegevens.

( 1 ) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

( 2 ) PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

( 3 ) Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

( 4 ) Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad (PB L 64 van 4.3.2006, blz. 1).

( 5 ) Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).

( 6 ) Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (PB L 58 van 27.2.2020, blz. 4).

( 7 ) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).

( 8 ) Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 115).

( 9 ) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

( 10 ) Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor het EU-systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1).

( 11 ) Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

( 12 ) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013(PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

( 13 ) Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot vaststelling van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 52).

( 14 ) Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 1).

( 15 ) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

( 16 ) Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).

( 17 ) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

( 18 ) Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 130 van 17.5.2011, blz. 1).

( 19 ) Besluit 2010/670/EU van de Commissie van 3 november 2010 tot vaststelling van criteria en maatregelen voor de financiering van commerciële demonstratieprojecten ter bevordering van de milieutechnisch veilige afvang en geologische opslag van CO2, alsook voor demonstratieprojecten ter bevordering van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie in het kader van het bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 290 van 6.11.2010, blz. 39).

( 20 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

( 21 ) Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot oprichting van een sociaal klimaatfonds en tot wijziging van verordening (EU) 2021/1060 (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 1).

( 22 ) Besluit 2014/746/EU van de Commissie van 27 oktober 2014 tot vaststelling, overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een lijst van bedrijfstakken en deeltakdeeltakken waarvan wordt vermoed dat ze een significant risico op koolstoflekkage lopen, voor de periode 2015-2019 (PB L 308 van 29.10.2014, blz. 114).

( 23 ) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

( 24 ) Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

( 25 ) Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1).

( 26 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

( 27 ) PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.

( 28 ) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114.

( 29 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).

( 30 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1603 van de Commissie van 18 juli 2019 tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie aangenomen maatregelen voor de monitoring, rapportage en verificatie van luchtvaartemissies ter uitvoering van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel (PB L 250 van 30.9.2019, blz. 10).

( 31 ) PB L 240 van 24.8.1992, blz. 1.

( 32 ) Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13).

( 33 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

( 34 ) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

( 35 ) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.”

( 36 ) Verordening (EU) nr. 606/2010 van de Commissie van 9 juli 2010 inzake de goedkeuring van een vereenvoudigd instrument, ontwikkeld door de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol), voor de raming van het brandstofverbruik van bepaalde vliegtuigexploitanten met een geringe emissie (PB L 175 van 10.7.2010, blz. 25).

( 37 ) Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

( 38 ) Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).

( 39 ) Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

( 40 ) Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13).

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.